De tijd is aan de jeugd


toch bind ik de strijd niet aan

hoewel ik kijk en vergelijk en de

van kindsbeen af oneffenheden

mij steeds meer zorgen baren,

als ze zich onverbloemd

in het spiegelbeeld tonen en ik

mijn ogen in de plooien rusten laat.


Het plastisch mes, dat vaak meer wil dan

het corrigeren van kleine oneffenheden

en raakt aan de persoonlijkheid

van diegene die denkt daarna

weer jong te zijn en met te grote ogen

in het gladde masker zich onwezenlijk

gedraagt, kan mij niet verleiden.


Ik rouw niet om mijn jonge jaren

en het strakke lijf dat mij ontglipte

ondanks het regime waaraan ik het

steeds weer onderwierp, met trots

draag ik mijn grijze haren en hou

ik van de rimpels die het vele lachen

tekende in mijn huid, de diepere groeven


uitgesleten door de zoute tranen die

samenvloeiden en werden tot de grote golf

waarop de jeugd zich staande houdt,

tot de nieuwe tijd zich aan zal dienen.



Joke van der Ark

Nr. 475 – 20 juni 2006