En de bronzen klokken luiden

Wat was ik kwaad op die Van Duin, toen ik hem op de televisie de draak zag steken met een lied dat voor mij heel dierbaar was. Dat wil zeggen als het gewoon gezongen wordt. Hij had er zelfs heuse klokken voor aan laten rukken. Ik vond het zo banaal, dat de weegschaal van mijn haat/liefde relatie met André naar haat doorsloeg.
Mijn kinderen keken vroeger graag naar de shows van André van Duin. Ik gunde hen dat plezier, maar zat er zelf bij, van... ‘ik lach toch niet om je flauwe grappen, idioot, al ga je op je kop staan’. Het was allemaal zo voorspelbaar. Toch gebeurde er iedere keer weer een klein wonder. André kreeg het voor elkaar dat ik ondanks deze houding lachen moest.
Dan ben je pas echt goed, dacht ik dan, als je iemand die dat persé niet wil, toch aan het lachen kan krijgen. Mijn waardering voor zijn vakmanschap steeg dan ook per show. Hij had het toch maar ver geschopt, na die allereerste bandparodie.
Ik houd van hem, als hij z’n mooie teksten zingt, met die prachtige warme stem. Ik haat ‘ome Joop’, evenals die afschuwelijke carnavalsliederen. Maar nu was de boot echt aan. “Zet de televisie uit!” riep ik woedend. De kinderen keken mij niet begrijpend aan en sputterden tegen. Ik stond op en drukte resoluut het toestel uit. “Is die helemaal belazerd!” ging ik verder, “om met dat mooie lied, waar ik één van de weinige fijne jeugdherinneringen aan bewaar, zo de draak te steken...”
Tot verdriet van de kinderen, bleef de televisie uit. Ik begreep wel dat ik hen een verklaring schuldig was. “Volgens mij heb ik jullie al eens verteld, dat vroeger, als mijn moeder dat lied zong, ik zo onder de indruk was dat ik er altijd om moest huilen. Eerst wordt er een jongetje geboren, dat jongetje groeit op, dan trouwt hij en in hetzelfde lied gaat hij ook nog dood! Daar kon ik met mijn kinderverstand niet bij. Misschien kwam dat ook, omdat ik toen, zoals veel kinderen in een bepaalde fase, bezig was met de dood en alle mysteries daar omheen. En aan het einde van het lied, als de klokken luidden omdat ‘het jongetje’ wordt begraven, liet ik mijn tranen de vrije loop. Het ‘Grootmoe wat zul je me geven...’ vond ik ook mooi, net zoals ‘Als ik groot ben lieve moeder...’ Maar de bronzen klokken vond ik veruit het mooist”, beëindigde ik mijn betoog. “Begrijpen jullie nu waarom ik het niet kan hebben als iemand de draak steekt met dat lied.”
Nadat de kinderen naar bed waren bleef ik nog een poosje zitten. Ik had er geen vrede mee. Had ik het recht om hen een plezier te ontnemen, omdat ik gekwetst was? Met bezwaard hart stapte ik even later ook in bed...

Hoorde ik dat goed? Was dat de bel? Ja warempel; ik schoot mijn ochtendjas aan en liep naar beneden. Had mijn man zijn sleutel vergeten ... ? Eerst even door het raampje kijken. Het was uiteindelijk laat in de avond, dus kon ik niet voorzichtig genoeg zijn. Was dat André, die daar buiten stond? Precies op het moment dat hij weer op de bel wilde drukken zag hij mij staan. “Ik kom iets goed maken”, riep hij. “Daar heb ik geen boodschap aan,” riep ik kwaad terug. “Wat denk je wel, eerst een van mijn mooiste jeugdherinneringen verpesten en dan hier aan de deur zoete broodjes komen bakken. Je komt er niet in. Pas als je dat lied, waarmee je vanavond zo’n daverend succes had, zingt zoals het hoort, met de jouw eigen warme stem en in de ‘originele’ tekst dan... vergeef ik het misschien. Ga maar hard oefenen!” riep ik hem nog na.
Wat een avond, ik was moe en wilde niets liever dan slapen.
Hoorde ik klokgelui en....? dat moest André zijn, dat kon niet missen. Zo gevoelig had ik hem nog niet eerder horen zingen. ‘…ligt ver van hier een klein gehucht, daar wordt een jongetje geboren, de sterren twink’len in de lucht...’
Ik bleef stil liggen luisteren, tot het geluid weggeëbd was. Toen pas kwam ik overeind, liep naar het raam en schoof voorzichtig het gordijn opzij...
Ik ontwaarde niets anders dan de nog trillende blaadjes aan de bomen, in beweging gezet door het sonore geluid van de klokken.
Van gelukzaligheid kwamen de waterlanders, die ik rustig liet stromen tot de wekkerradio aansprong en een andere melodie de klokken overstemde, het dagelijkse leven weer opgang kwam.
André heb ik vergiffenis geschonken en als ik hem ergens de draak mee zie of hoor steken, denk ik, ach ... laat maar.

Joke van der Ark