Hoe ouder hoe gekker

Wandelen doen we graag en veel, we hadden zelfs al één keer aan de vierdaagse van Nijmegen meegedaan. Maar nóóit zouden we aan de Kennedymars meedoen. We waren toch zeker niet gek om 80 km te gaan lopen op onze leeftijd. En nu waren we door een onzinnige belofte toch in Venray beland.
Om 21.00 uur is de start. We zijn dik aangekleed want het zal vannacht flink koud worden. Het muziekkorps dat ons een stuk zal begeleiden komt eraan. Het startschot klinkt en we gaan op weg. Als de muzikanten weg zijn verspreidt de groep zich snel. We mogen er 20 uur over doen, over die 80 km die we voor de boeg hebben. Omdat Iedereen hard van stapel loopt, lopen wij ook sneller dan we gewend zijn. Daardoor krijg ik al snel last van mijn benen.
Het begint al donker te worden. We lopen eerst een klein lusje van Venray naar Merselo, dan weer naar Venray, waar de start en finish ook als 2e controlepost dienst doet. Hier komen we morgenmiddag dus ook binnen; als we het halen? Binnen de kortste keren lopen we alleen, in het pikkedonker en in een vreemd gebied. Gelukkig komt de bezemwagen nog al eens voorbij zodat we de zekerheid hebben, mocht er onderweg iets gebeuren, wij niet aan ons lot overgeleverd zijn. De maan is nergens te bekennen terwijl er een prachtige sterrenhemel over ons heen spant. Gekwaak van kikkers. In de verte horen we auto’s. Af en toe klinkt het geluid van een brandweer, politieauto of ambulance in de verte op. Na de post in Oirlo op 26,8 km verlopen we ons. Dit kost wel 20 minuten en tijd is kostbaar. Op een gegeven moment waaiert er muziek door de nacht. We denken dat het van een discotheek afkomstig is, maar het blijkt een soort kamp, een groot vuur, harde muziek, bassen en drums, om de wandelaars een hart onder de riem te steken. Na een bekertje water en een praatje vervolgen wij onze weg. De mensen zelf hebben iets sterkers dan water genuttigd. Ze wensen ons dan ook dubbel succes. We gaan weer verder door de donkere nacht nog even begeleid door de muziek nu duidelijk minder hard omdat de wind het geluid de andere kant op doet waaien. Om 3.50 uur komen we in Leunen aan, weer thee. De thee komt zo langzamerhand mijn neus uit, ik heb behoeft aan een sterke kop koffie. Omdat we bijna de laatste zijn treffen we steeds een al half afgebroken post aan.
De hemel begint al te lichten. De sterren die nog te zien zijn verbleken één voor één. De vogels beginnen aan hun ochtendconcert. Dit is genieten! Af en toe komen we jongeren tegen die, na een avondje stappen op weg zijn naar bed. Wij zijn de 50 al gepasseerd, dus ook al aan de tweede helft van ons leven bezig. Wat haalt een mens in zijn hoofd!
Hoe lang moeten we nog? Om 4.35 uur zijn we in Heide, dan hebben we er 35,7 km opzitten. We zijn dus bijna op de helft. Jesus, even maar niet aan denken. Mijn maatje begint last van zijn voeten te krijgen, blaren! Bij de volgende post zijn ook mensen van het Rode Kruis aanwezig. Terwijl hij zijn blaren laat behandelen, laat ik omdat ik er toch ben ook even naar mijn voeten kijken. Niets bijzonders te zien. Toch worden, voor de zekerheid, mijn voeten ingetapet. Wat is dat lekker om even languit op je buik te kunnen liggen. “Moet er nog iemand gemasseerd worden?” Mijn maatje was nog niet klaar dus zeg ik, “ja, ik graag als het kan?” Wat een zaligheid!
Het zonnetje schijnt volop als we weer op pad gaan. Heerlijk is het om op deze tijd buiten te zijn: samen lopen we de dag tegemoet. We gaan even opzij om een auto te laten passeren. Het blijkt de auto van de plaatselijke radio te zijn. Omdat we aan de staart lopen wordt ons gevraagd of we denken de tocht uit te lopen. “Natuurlijk lopen we hem uit!” Tien minuten voor acht komen we in Ysselsteyn aan en zitten we op 46 km. de man die het verkeer (welk verkeer) staat te regelen moppert dat er al héél lang geen wandelaars meer gepasseerd zijn en hij dus al die tijd zo’n beetje voor paal gestaan heeft. Eerst wordt er verse thee gehaald en dan wordt ook deze post afgebroken. Toch komen we steeds op tijd binnen en hebben we volgens de officiële planning nog meer dan een half uur ruimte. Vanaf nu is er ongeveer om de 5 km een post. Denken in kleine stukjes, dat is de remedie!
Het is een heerlijke dag geworden. De hele weg naar de Peel lopen we langs een bosrand. Mijn maatje zit erg diep en laat dat ook merken. Ik kan hem niet opbeuren daar is bij mij ook geen ruimte voor. Ik weet hoe hij zich voelt. “Als je niet meer kan moet je stoppen,” zeg ik. “Dat heb jezelf in de hand”. Het is hem aan te zien dat hij het moeilijk heeft. Althans ik zie het. Op de posten krijgen we steeds complimentjes omdat we er nog zo ontspannen bij lopen. Schijn bedriegt laat ik me dan ook ontvallen. Maar steek het compliment tegelijkertijd in mijn zak.
Richting Overloon lopen we door een prachtig natuurgebied. Dat vinden anderen ook, vooral motorrijders. Ze komen ons achterop en suizen ons voorbij, we worden er misselijk van. De vermoeidheid gaat ons parten spelen. Nog even en dan is er warme chocomel! Als we bij de post aankomen liggen de afgebroken delen op de grond en is er niemand meer te bekennen. Diep teleurgesteld lopen we verder. De volgende post is op 63.2 km daar komen we om 12.10 aan. Voor mijn gevoel is het al minstens 3 uur in de middag. Nog 17 km voor de boeg. ‘Ik haal het niet, niet aan denken, niet zeuren maar doorlopen, aan alles komt een eind. Halverwege een bevalling kun je ook niet zeggen “ik stop ermee,” dan moet je ook door. Heimelijk moet ik erom lachen dat kunnen alleen vrouwen maar bedenken. Mijn maatje zit er helemaal doorheen. Niet op letten, ik heb het zelf veel te moeilijk. We lopen niet meer alleen. De anderen hebben het ook zwaar dat kan je zien. “Rechtop Jo! kom op!” zeg ik tegen mezelf. Vanaf de volgende post is het nog maar een kleine 12 km, dus nog iets meer dan twee uur. En vanaf de daaropvolgende nog 5.2 km, ongeveer hetzelfde stuk dat ik iedere ochtend naar mijn werk loop, nog één uur. Ik haal het wel!
Inmiddels naderen we Venray. Het is druk op de weg. De voorlaatste post, 78 km zit erop. Nog een prettige wandeling wenst de man ons toe. Hij begrijpt het niet als ik roep, “laat dat prettige er maar af”. Nog een straat en nog een straat, we zijn niet de allerlaatste. De mevrouw voor ons, ondersteund door twee vrienden krijgt een sappige aardbei aangeboden van een koopman die voor zijn kraam staat. “en dit is het gevolg,” zegt hij terwijl hij mij lachend aankijkt. “Niks gevolg,” zeg ik, “wij hebben ook gelopen”! “Oh, nou dan krijgen jullie ook een aardbei!” Nog een straat en nog een ….. De radiowagen staat te wachten om de allerlaatste binnen te halen. Ze hebben geen erg in ons. Wij lopen het plein op, niemand die voor ons klapt. Is het ons dan echt niet aan te zien? We nemen onze medaille in ontvangst en in de zevende hemel feliciteren we elkaar en roepen tegelijk, “nooit meer”!



Joke van der Ark