Ida Gerhardt (1905 – 1997)
Zoals aan haar
hoop ik dat mij nog lang gegeven is
voort te gaan met wat ik ben begonnen,
niet onbezonnen maar wel met het gemis
van de keuterboer, die het pas ontgonnen
land beziet en merkt dat er onder
het oppervlak nog vele lagen zijn verborgen,
waaruit hij tot zijn grote spijt niet zonder
vaardigheid kan putten voor de dag van morgen
die altijd stoelt op wat eens was,
ossekerelingsgewijze, keerweer.
Ik, laatbloeier, ontwikkelde pas
na het doorploegen van het leven, na keer op keer
onderuit te zijn gegaan, doch daardoor
gegroeid in werk en geest, gelijk een boom
die op zijn rechte stam de takken, door
niets in toom gehouden, draagt als een kroon
op het werk en met trots zich tooit.
Wat men niet ziet is het donkere zoeken,
de eenzaamheid, de strijd van het nooit
gevonden te hebben, de onzekerheid iets toe te voegen
aan al die boeken vol gedichten, verhalen en sagen
die overgeleverd zijn, de moeite het span
gevleugelde paarden tot evenwichtig draven
te manen, zodat ik verder werken kan
aan wat ik ben begonnen. De klassieken
zal ik nooit vertalen, daar raak ik niet meer aan.
Wel wil ik laten beleven zoals ik bij het lezen wieken
zag draaien en een kind angstig zag staan,
angst waar zij kracht uit putte om verder te gaan,
daardoor vreugde beleefde een heel leven lang
aan lyrische verzen, als sterren, uit hun hand vandaan
aan het firmament, stralend in gestrenge samenhang.
Joke van der Ark (1945 -
Joke van der Ark
Nr. 417 – 1 september 2002