Dat huis
Zullen de mensen die nu ons huis bewonen
de muren horen schreeuwen, onverwacht
het doffe snikken in de donkere nacht.
stapjes in de gang, die duiden op het komen
van een kind dat warmte zoekt. De stromen
verwijten, met de snelheid en de kracht
welke het groter groeien steeds weer placht
mee te brengen, zo moeilijk in te tomen.
Wellicht horen ze een enkele keer, zacht
op een andere golf misschien, ergens in dat huis
liefdevol fluisteren of zomaar onverwacht
een klaterende lach, sprankelend als het bruisen
van champagne waarmee in menig nieuwjaarsnacht
geproost werd op een warm en veilig thuis.
Joke van der Ark
Nr. 330 – 4 maart 1998