Vaste grond

 

Mijn wortels waren losgeraakt,

de bloemen afgevallen. Geen

zonnetje dat met z’n warme stralen

doordrong in de schaduw van verdriet,

 

in de spelonken waar eenzaamheid

huisde vanwaar gedachten uitvlogen

op vleugels van verlangen naar

wat was geweest, naar het voorbije,

 

het licht waar overheen de schaduw

nog niet reikte, de warme aarde waar

kleine bloempjes groeiden die ik

verzorgen mocht en begeleiden

 

tot aan de volle bloei, hun wortels

lang en sterk genoeg bleken te zijn

om elders vaste grond te vinden,

te settelen en door te groeien.

 

Mijn groei richtte zich van toen af aan

voornamelijk naar binnen waar

het licht niet doordrong, geen regen

viel zodat de toch al losse grond

 

waarin ik stond totaal werd uitgeput

en er geen bloempje meer verscheen

zodat ik wel naar buiten moest,

wilde ik dat vrolijkheid en kleur

 

mij ooit weer zou omgeven. Zo

kwamen wij elkander tegen

opzoek naar warmte en beschutting,

houvast in ons leven. En kijk toch eens

 

hoeveel ik nu heb weg te geven,

het houdt niet op, steeds mooier

schijnen ze te worden. Ik reik omhoog

om al het licht te vangen. Dat kan

 

omdat mijn wortels met die van jou

verstrengeld zijn, stevig in vaste grond.

 

 

Joke van der Ark

Nr. 491 – 1 oktober 2007