Als het winter blijft


Zondagse jurk en een strik in het haar,

tikkertje, schipper mag ik overvaren,

verstoppertje, knikkers vergaren.

Wat hebben ze schik met elkaar.


Nu staan ze voor ’t altaar en worden een paar

na jaren verkering en moeizaam wat sparen.

Wat zijn ze gelukkig – de moeilijke jaren -.

Dan wordt zijn beeld vager en laat hij haar.


Kon ze maar mee. Ze wil niet meer wachten;

ook voor haar is nu alles voorbij,

op en aan het eind van haar krachten.

Voor haar blijft het winter. Nooit wordt het weer mei.


“Waar was u zo-even met uw gedachten?

Ze waren vast prettig. U leek mij zo blij.”



Joke van der Ark

Nr. 172 – januari 1992