Ik hou van jou
weet ik als ik je
’s morgens uitzwaai
en met tederheid
naar je gestalte kijk.
Ik verlang er dan
reeds naar je armen
om mij heen te voelen,
naar de warmte van je kus,
de blik waarmee
je zegt dat ook jij
het fijn vindt,
wij zo samen.
We zijn niet meer
de jongste, jij bent
geen jonge god
en ik geen mooie meid,
we stonden immers bloot
aan de wetmatigheid
van het bestaan
op onze tocht door tijd.
Toch zijn wij mooi omdat
we stralen, we vonden immers
liefde bij elkaar, zoveel zelfs
dat we samen verder wilden
ondanks de wetenschap
dat ook liefde slijt,
aangetast kan worden
door een omstandigheid.
We zullen ons verzetten,
alles doen, om
wat we samen hebben
levendig te houden,
door scherp op te letten
of er bij de ander
onderweg iets haperen gaat,
er iets aan schort,
een brug slaan
waar overheen
we tot elkander komen
maar ook kunnen laten gaan,
wat slechts mogelijk zal zijn
als we de poorten
van onze liefdesburcht
in vertrouwen open laten staan.
Dan weet ik, iedere keer
als je graag weer thuis komt,
dat jij ook van mij houdt,
dat het goed zit tussen ons.
Joke van der Ark
Nr. 457 – augustus 2005