Hete tranen


Gezaaid, geoogst, gezaaid,

nu wil er niets meer groeien,

geen water

om de akkers te besproeien,

wat is het moeilijk dit bestaan,

de gloeiend hete zon

heeft de grond doen barsten.


Het was midden in de nacht

toen de regen hen verraste,

uit de hemel

kwam het warm en zacht

waar men al zolang,

zolang op had gewacht.


Zij konden hun geluk niet op

het was een ware zegen,

blij en vrij

dansten ze in de regen,

de handen uitgestrekt,

ze zouden kunnen oogsten,

nu werd het toch weer goed.


Toen hij ontwaakte

door de droom gevoed

scheen de koperen ploert

hem weer tegemoet,

natte plekken op de grond

van zijn hete tranen.


Wanhopig liep hij in het rond,


niets anders dan een mooie droom,

geboren uit verlangen.



Joke van der Ark

Nr. 131 – april 1991