Als de jasmijn te geuren staat
Hij vloekte want hij vond het onrecht
wat hem en haar was aangedaan.
“Kop op joh…” Met een schouderklopje
zijn we toen uiteen gegaan.
Zijn woorden maakten diepe indruk
ze tolden in mijn hoofd steeds rond
tot ze weer een uitweg vonden
en een gedicht op stapel stond.
Ik put-
vertrouw het toe aan blank papier
zodat een ander het kan lezen,
zich getroost voelt of plezier
heeft, als plotseling uit een
nieuwe strofe een vonkje overslaat,
een stukje uit het eigen leven
hem of haar voor ogen staat.
Veel kanten zijn er aan het leven,
door alle fases gaan we heen.
We weten ons omringd door velen,
gaan ondanks dat toch vaak alleen.
Zo liep ook ik tot hier aan toe
over vele wegen en door menig straat.
Toch steeds weer in vervoering
‘Als de jasmijn te geuren staat’.
Joke van der Ark
Nr. 213 – september 1993