Elkander tegenover
Geronk, angstig, als het anders klonk,
kijkend naar de kust beneden
waar blauw de contouren tekende
van een langzaam zichtbaar wordende
onder de zon ontwakende dag.
Zon, licht van onze toekomst,
geen lange koude winters meer,
steeds verder weg van mist en donker,
armoe, kou, de grauwe dagen,
waarschijnlijk, keren we nooit weer.
Hangend tussen toen en toekomst
kon ik niet bevroeden dat
het geen begin maar het einde van
een door te zwakke lijm verbonden
familie mozaïekje was.
Met ons mee vloog het verleden,
de straffe hand, de brute kracht,
onmacht om iets op te bouwen,
ommekeer van de seizoenen,
het heeft ons geen geluk gebracht.
In stukjes uit elkaar gevallen
het familie mozaïek
-
verbonden door heel dunne draden
-
die zwevend tussen Zuid en Noord
nog niet geheel verdwenen zijn.
Joke van der Ark
Nr. 204 – mei 1993