Werkoverleg
noemen wij het soms gekscherend
als we op de eerste dag van de week
uit lunchen gaan. Jij gaat kijken
of wat ik in gedachten had, recht
heeft gedaan aan het gedicht:
het diepste wezen in te wollig
taalgebruik niet verloren is gegaan.
Ik zou ze niet meer willen missen,
de uren die wij in hechte vriendschap
doorbrengen met elkaar, ook niet
die keren waarin jij mij soms aanzet,
er nog eens naar te kijken omdat het
mooier en sterker kan. Vaak
doe ik dat, een enkele keer slechts niet.
Dan ben ik eigenwijs omdat ik weet
dat ik lang heb gezwoegd op het vinden
van de juiste zin, het juiste woord, het
pas tot mij kwam, toen ik het denken liet …
Het komt ook voor, dat ik gedichten
opdiep die ik nodig heb voor een project
en jij daar toch nog foutjes in ontdekt.
Er zit dan niets anders op, dan me
nog eens te verdiepen in mijn werk.
Zo ook in iets wat ik decennia
geleden schreef. Ik wist nog welk
boek mij toen zo inspireerde.
Ik pakte het erbij en voor ik wist
had de inhoud mij weer in zijn greep.
Opnieuw raakte het mij en zag ik
haar weer angstig in die molen staan.
Het meisje dat uitgroeide tot
een van onze belangrijkste dichters.
Toen verzuchtte ik al, dat ik aan
haar klassieken nooit zal raken, die
bagage heb ik niet, maar ik geniet …
En jou, vriendin bedank ik,
dat je door jouw precieze kijken
mij steeds weer aanzet
tot dieper graven, alsmaar
dieper en dieper te gaan …
Joke van der Ark
Nr. 930 – 17 december 2019