In de Supermarkt
Wachtend op mijn beurt dacht ik:
“Mens schiet toch op, ik heb geen tijd.”
Véél had ze nodig, tot mijn spijt.
Ik had het totaal niet naar mijn zin.
Eigenlijk de pest erin.
Daar klonk een kinderstemmetje.
Ik draaide me om en keek in een
gezichtje zò schattig.
Pretoogjes en bolle toet, een lijfje
vol van levensmoed.
Mondje wijd open, twee tandjes
onder en twee er boven.
De vriendelijkheid straalde er af.
Mijn boze bui verdween op slag.
Was ik even maf om mezelf
de pest in te jagen.
Mijn gedachten gingen naar
vroegere dagen.
Wat was dat al weer lang geleden, dat mijn
twee dochtertjes en ik onze inkopen deden.
Mijn jongste dochter had net zulke wangen
en was ook zo onbevangen en vriendelijk
naar iedereen.
Nu is ze bijna achttien, bijna volwassen.
Ik vertel haar dat ze op moet passen.
Waarvoor vraagt ze dan. Ik leg het uit,
maar of er iets blijft hangen.
Ze is nog net zo onbevangen.
Mijn grote kleine meid.
Joke van der Ark
Nr. 015 – januari 1990