Tussen vreugd en tranen
Als het gedonderd heeft
wil ik het horen rommelen,
langzaam wegebbend
gunstig stemmend bommelen.
Als ik het hemelwater
krachtig hoorde kletteren,
wil ik de laatste druppels
zachtjes horen spetteren,
zien opstijgen en verdampen
door de warmte van het vuur,
soezen – langzaam – doven
ongeacht het uur.
Bij ons houdt donder op
wanneer één bliksemschicht
alles doet verbleken
-
Daarna geen sfeerverlichting
maar alom duisternis,
ik tast er niet doorheen,
bewust van wat ik mis.
Het wachten is tot het hemelsvuur
ons leven weer verlicht,
duidelijk en vastomlijnd,
klaar en helder zicht.
Dan kom je even van je rots
en laat me bij je schuilen.
Intussen zoek ik evenwicht,
moe en mat van het huilen.
Joke van der Ark
Nr. 223 – februari 1994