Weet je nog


hoe we als kind bouwden op het strand,

binnendoor naar elkanders handen reikten

en het bouwwerk dat er prijkte

barstte en één werd met het zand.


Zo samenwerkend ontstond een hechte band

een verbroedering die onze jeugd verrijkte,

nog geen teleurgesteld gevoel, het niet bereikt

te hebben, toen het leven nog geen kant


gekozen had. We met natte vingers lijmden

zonder het geheel te schragen,

niet treurden om het onvermijdelijke einde.


Jouw zandkasteel uiteindelijk bleef staan;

je had jezelf erin gegraven,

maar wij, wij zijn er onderdoor gegaan.



Joke van der Ark

Nr. 321 – juni 1997