Panorama
Ik woon weliswaar maar in een flat,
een eigen hokje, honingraat;
mijn ogen vliegen uit als bijtjes,
ver over de appelgaard.
In de winter vergezicht,
in de zomer groen rondom
dat de zonnestralen filtert;
ze doseert voor mijn balkon.
Sterren fonkelen aan de hemel
midden in de zwarte nacht,
het halve maantje hangt daar tussen
alsof het zo werd opgeplakt.
Een enkele keer als er een triestheid
buiten over het landschap hangt
ontsteek ik licht zodat zwaarmoedigheid
me niet stiekem overmant.
Langs gindse wegen dansen lichtjes
rond het landschap, blijspel, drama,
ik voel me onderdeel van ‘t spel
wonend in dit panorama.
Joke van der Ark
Nr. 328 – januari 1998