Roddel en achterklap
“Dag meneer de uil,” zei het varkentje beleefd.
"Dag, wat ben jij eigenlijk?"
"Ik ben een spaarvarken!"
"Een spaarvarken? Daar heb ik nog nooit van gehoord. Je maakt me nieuwsgierig. Klim maar omhoog dan kan ik je beter zien."
"Hè, hè, dat duurde lang zeg," begroette de uil hem een beetje spottend toen hij hijgend boven kwam.
"Als u zo onaardig tegen mij doet, vertrek ik weer hoor."
"Nee, nee, blijf alsjeblieft!"
"Vertel mij maar wat een spaarvarken is."
"In een spaarvarken kunnen de mensen sparen voor iets moois of een reis. Sommigen brengen het geld naar de bank, iedere keer als het vol is."
"Zien jullie er allemaal het zelfde uit?"
"Dat weet ik eigenlijk niet. Ik denk het wel. Ik ben wel een bijzonder varken want ik kan praten."
"Heb jij ook geld in je buik?"
"Ja, er is wel wat uit, maar er is nog een heleboel over."
"Het is zeker wel spannend om op reis te zijn? Ik heb je daarnet al het een en ander aan mijn domme buurman horen vertellen."
"Ja, daar moest u blijkbaar heel hard om lachen."
"Niet om wat jij vertelde, dat vond ik reuze interessant, maar om de reactie van die uil.
Hij wil het niet toegeven, maar hij weet helemaal niet meer hoe hij moet jagen en dan zegt hij tegen jou, 'al zou ik nog wel weten hoe ik moet jagen,' laat me niet lachen."