Natuurlijk


zag ik het, maar nam het niet echt waar,

de stramheid en het schuifelen,

het niet begrijpen, niet verstaan, maar wat

het werkelijk inhield, dat ging aan mij voorbij.


Ik was jong, een spring-in-’t-veld,

soepel van lijf en leden en stond

er geen moment bij stil dat zij

dit alles in hun tijd, ook deden:


hinkelen en touwtje springen,

diefje met verlos, stabal en

verstoppertje, om het hardst rennen,

boompje verwisselen in het bos.


Ik zag het, maar nam het niet echt waar,

de stramheid en het schuifelen,

het niet begrijpen, niet verstaan, maar wat

het werkelijk inhield, dat ging aan mij voorbij.


Ook toen ik in mijn tienerjaren

onvermoeibaar ‘s avonds uitging,

leerde lief te hebben, daarna trouwde

en een aantal kinderen baarde,


het huishouden bestierde,

zorgde, troostte, voorlas, liedjes

met ze zong en als ze jarig waren

de kamer mooi versierde.


Ik voel het en het is echt waar, veel

lukt mij al niet meer, een beetje stram,

nog net niet schuifelend, maar

ben ik bang, ook dat komt op een keer.


Het is zo, denk ik, als ik ze zie,

de jeugd van nu, kleinkinderen incluis.

Mijn wereld is de hunne niet. Voor hen

ligt alles open, ik blijf het liefste thuis.


Ze zien het, maar nemen niet echt waar,

het ongemak, het niet meer kunnen,

het niet begrijpen, niet verstaan, maar wat

het werkelijk inhoudt, gaat heel natuurlijk


geheel aan hen voorbij …




Joke van der Ark

Nr. 821 – 17 april 2017