Gepubliceerd in de rubriek Libelle @ Netwerk, Libelle nr. 23 – 2014 in een verkorte versie

Hè, dacht ik, dat kan toch niet

Vanuit mijn flatwoning aan de rand van de bebouwde kom heb ik een fenomenaal uitzicht op een negentig hectare omvattend recreatiegebied. Graag kijk ik naar het jaloersmakend langdurig zweven van meeuwen op een opstijgende luchtstroom, mooie luchten, prachtige zonsondergangen, verstild in zichzelf gekeerd licht vlak voordat de avond valt. Kortweg teveel om op te noemen. Ik hou van de vertrouwde geluiden die tot in mijn woning doordringen zoals het klapperen van zwanen die trachten op te stijgen, het gakken van eenden in de vroege morgen die ik er soms sterk van verdenk mij uit te lachen, om nog maar te zwijgen van de somtijds gehouden orgie door een bende kikkers in een zwoele zomernacht. Dat alles valt mij ten deel, helemaal voor niets. Dan heb ik het nog niet gehad over de vluchten ganzen die in het najaar over komen vliegen. Ik hoor ze al van verre, druk kakelend met elkaar. Als ik ze verneem kijk ik van welke kant ze komen en volg ze tot ze aan de andere kant van mijn raam weer uit het zicht verdwijnen. Soms lijkt het of ze regelrecht mijn kamer binnen komen vliegen. Als ik ze niet direct kan lokaliseren stap ik op mijn balkon om te kijken waar ze zijn. Ik kan er maar geen genoeg van krijgen.
Laatst had ik, ondanks dat het nog maar begin maart was, mijn balkondeur openstaan.. Hè, dacht ik, hoor ik het goed, dat kan toch niet. Ik speurde mijn raam af om te kijken of ik ze kon ontwaren. Er was niets te zien dus stond ik op om buiten te kijken. Wat had ik een plezier in mezelf toen ik zag dat het geen ganzen waren maar een rij schoolkinderen die druk kwekkend met elkaar voorbijliepen.


Joke van der Ark