Gepubliceerd in Schoon Schip,
Vlaams-Nederlands literair/cultureel tijdschrift, 22e jaargang, nummer 2/2015

De kracht van het alleen-zijn

In het jaar 2015, dat net begonnen is, hoop ik mijn zeventigste verjaardag te vieren. Dan hoor ik al wel bij de ouderen, maar ik ben nog niet echt oud. Dat ouder worden zoveel positiefs in zich draagt, had ik vroeger nooit kunnen bedenken. Wat ik wel wist, is dat mensen op een bepaalde leeftijd met lichamelijke ongemakken te maken krijgen. Die heb ik inmiddels ook. Maar wat mij tot nadenken stemt en mij zeer gelukkig maakt is de geestelijke verandering en groei die zich in de loop der jaren aan mij voltrokken heeft. Soms word ik me er ineens van bewust dat er in mijn woning al jaren geen geluid meer uit de radio komt en ik geen behoefte voel een cd op te zetten als ik met mijn dagelijkse dingen bezig ben, die voornamelijk bestaan uit lezen, schrijven, tekenen of schilderen.
Nu geniet ik van de stilte. Vroeger kon ik er niet tegen. Stilte verhevigde in grote mate mijn eenzaamheid. Mijn huidige man die negen jaar jonger is dan ik, heeft nog een volledige baan, waardoor ik overdag veel alleen ben. Aangezien de pensioengerechtigde leeftijd inmiddels een stuk is opgeschoven en hij nog ettelijke jaren voor de boeg heeft, zal dat nog heel wat jaartjes zo blijven. Toen we tien jaar geleden trouwden en ook ik nog werkte, heb ik daar geen moment bij stilgestaan. Dat realiseren kwam pas toen de man van mijn, inmiddels al jaren, beste vriendin met pensioen ging en zij samen meer en meer leuke dingen gingen ondernemen waardoor wij elkaar, wat logisch is, minder zagen. Maar ik tel mijn zegeningen, want we zien elkaar nog minstens een keer in de week. We lopen of fietsen dan een stukje. Maar het allerbelangrijkste, we lunchen samen en houden tegelijkertijd, wat wij gekscherend onze werkbespreking noemen. Zij, lerares Nederlands, kijkt na wat ik in de voorbije week geschreven heb. Ook praten we over de boeken die we lezen of tv-uitzendingen die we interessant vonden. Dit zou ik voor geen goud willen missen, want hoewel mijn man zijdelings bij mijn werk betrokken is, omdat hij mijn website gebouwd heeft en onderhoudt, kan ik mijn werk en interesses niet met hem delen.
De laatste tijd hoor en lees ik steeds meer dat jonge mensen het tegenwoordig zo druk hebben met hun iPhones en sociale media dat er voor creativiteit weinig tijd overblijft. Het leven is snel, ze slapen slecht waardoor hun lichaam en geest niet goed tot rust kunnen komen. Ook de jongste kinderen worden meer beziggehouden dan goed voor hen is. Ouders, die allebei een baan hebben, willen de tijd die ze vrij zijn zo veel mogelijk onder het mom van ‘quality time’ aan hun kroost besteden, waardoor er voor het kind weinig ruimte overblijft waarin het zich kan vervelen en daardoor zelf een activiteit of creativiteit kan ontwikkelen. De tijd die ze niet thuis zijn, brengen ze door met andere kinderen onder de hoede van leidinggevenden die de kleintjes weer op hun manier bezighouden, wat zeker tot de ontwikkeling bijdraagt, maar toch ook jammer is, vinden veel deskundigen, omdat het kind zichzelf daardoor niet leert vermaken. Meestal ben ik het met diegene die dat onderwerp ter sprake brengt eens. Tegelijk weet ik dat eenzaamheid op de loer ligt, wanneer je ervoor kiest niet te werken als je kleine kinderen hebt. Zeker als je op een plek woont waar je weinig of geen mensen kent.
In 1967, in mijn tweeëntwintigste levensjaar, trouwde ik en ik wilde er iets moois van maken, want zelf had ik nou niet bepaald een fijne jeugd gehad. Ik ging het beter doen en ‘er zijn’ voor mijn kinderen. Nu was het zo, dat in de jaren zestig en zeventig de emancipatiegolf zijn hoogtepunt bereikte. Getrouwde vrouwen moesten kunnen blijven werken, wat veel vrouwen dan ook deden. Het idee was dat ik dat zou doen tot ik kinderen kreeg. Ik heb het geprobeerd. Al snel bleek dat voor mij geen optie. Mijn man, werkzaam in de horeca, sliep nog als ik, cheffin in een dameskapsalon, naar mijn werk ging. Ook overdag zagen wij elkaar niet. Als ik zorgde dat ik na werktijd op tijd de bus nam, zag ik hem heel even terwijl hij al op zijn bus stond te wachten. Wanneer hij, meestal erg laat, thuiskwam sliep ik al.
Mijn schoonvader is gestorven toen mijn man acht jaar was en daar hij de jongste van het gezin en de enige was die nog thuis woonde, werd er voor ons bij mijn schoonmoeder, op de eerste etage van haar rijtjeshuis in Loosduinen, een eigen appartementje gecreëerd, dat bestond uit een woonkamer, slaapkamer en keuken, heel wat in een tijd van woningnood. Omdat mijn man ’s avonds toch moest werken ging ik een paar avonden per week naar school. Ik wilde mijn middenstandsdiploma halen om misschien ooit zelf een kapsalon te beginnen. De andere avonden bracht ik beneden bij mijn schoonmoeder door. In het weekend was het er reuze gezellig. Van de getrouwde kinderen kwam er altijd wel een aantal langs, want in die tijd was het nog heel gewoon, om een groot deel van de zondag bij ouders of schoonouders door te brengen. Er was ook een schoonzusje dat niet getrouwd was en de weekenden bij haar moeder doorbracht. Dat maakte het voor mij extra gezellig. Mijn man at, wat in de horeca gebruikelijk is, op zondagen op zijn werk met collega’s. Ik bleef op die dagen meestal bij mijn schoonmoeder en schoonzus eten, wat ik graag deed.
In 1971, toen ons dochtertje een jaar was kreeg mijn man een baan in Limburg aangeboden. Hij kreeg de leiding over het restaurant in een Bowlingcentrum in Heerlen. Vlakbij, in het plaatsje Nuth konden we tot ons geluk, want de woningen waren nog steeds schaars, een drive-inwoning huren. Al snel miste ik het gezelschap van mijn schoonmoeder en de aanloop van schoonzussen en zwagers. Ik ging veel wandelen met mijn dochtertje in de hoop wat aanspraak te hebben. Helaas, Limburgers lijken heel joviaal, maar in de praktijk zijn het stugge mensen, die niet al te veel ophebben met mensen van boven de rivieren. Nooit heb ik me meer op mezelf teruggeworpen gevoeld als in die jaren daar. Mijn man werkte een groot deel van de dag, meestal ook de hele avond. In mijn kind, hoe lief en leuk ze was, vond ik geen aanspraak.
Nu denk ik wel eens, waarom heb ik toen niet geprobeerd een oppas te vinden zodat ik ’s avond een cursus of iets dergelijks kon volgen. Misschien hadden we er het geld niet voor. Het inrichten van de grote woning had ons immers zoveel gekost dat we er een lening voor af moesten sluiten. En per slot van rekening was mijn man alleenverdiener. Wel ben ik, omdat ik in mijn jonge jaren geen middelbare opleiding genoten had heel dapper aan een schriftelijke cursus mavo begonnen. Dat heb ik lang volgehouden. Toen echter bleek dat ik het zonder hulp niet zou halen, heb ik er de brui aan gegeven. Mijn leven bestond daarna uit niets anders dan zorgen voor mijn kind, het huis schoon houden, wandelen en ’s avonds televisie kijken. Ik ben nooit een lezer geweest en er was ook geen stimulans om eraan te beginnen. Mijn man had wel boeken, maar dat waren voornamelijk oorlogsromans. Daar ging mijn interesse niet naar uit. Af en toe kregen we logés en mijn schoonmoeder kwam om de zoveel tijd voor een paar dagen op bezoek. Ik werkte me dan rot om het huis schoon en aan kant te krijgen, maar na iedere gezellige logeerpartij overviel de eenzaamheid mij des te heviger.
Tot overmaat van ramp werd mijn man naar Groningen overgeplaatst. Ik was in verwachting van ons tweede kindje en voelde er niets voor mijn boeltje weer op te pakken en naar Groningen te verhuizen. Dus bleef ik zwanger en met een kind van anderhalf in Limburg wonen terwijl mijn man een dag of tien weg bleef en dan voor drie dagen naar huis kwam. Drie dagen waarin ik zorgde dat al zijn meegenomen vuile was, weer netjes mee naar Groningen kon. Het was een vreemde situatie als hij thuis was. Ik kon het niet hebben als hij het kleintje een standje gaf. Dan dacht ik, waar bemoei je je mee. We groeiden steeds verder uit elkaar.
Mijn naaste buren, met wie ik goed overweg kon, waren er niet op de ochtend dat ik ging bevallen. Ik heb met mijn dochtertje bij verschillende buren van het rijtje moeten leuren of ze daar een poosje mocht zijn. Mijn schoonmoeder zou de volgende dag komen en mijn man, die ik ’s morgens gebeld had, was onderweg. Zijn dochter was al geboren toen hij thuiskwam, maar gelukkig kon hij een hele week thuisblijven.
De derde dag nadat hij weer naar Groningen vertrokken was, werd ik ’s-morgens vroeg door één van zijn collega’s gebeld. Ik moest niet schrikken, maar mijn man was de afgelopen nacht in het ziekenhuis opgenomen. Iets met zijn maag, maar wat precies wist hij niet. Hij gaf mij het telefoonnummer van het ziekenhuis. Ik belde en op mijn vraag hoe het met mijn man ging kreeg ik na het noemen van zijn naam te horen dat hij goed door de operatie heen was gekomen. Nee, wat eraan mankeerde mocht ze niet zeggen. Daarvoor moest ik later nog eens bellen en naar de arts vragen. Mijn schoonmoeder en ik konden niets anders doen dan afwachten. Ik kon er ook niet halsoverkop naar toe met een baby van tien dagen en een kind van twee. Gelukkig hadden mijn schoonmoeder en ik steun aan elkaar. Mijn man bleek een maagperforatie gehad te hebben. Ik belde iedere dag met het ziekenhuis om op de hoogte te blijven. Het herstel ging langzaam.
Vrienden boden aan om mij naar Groningen te rijden. Alles was geregeld, oppas voor de kleintjes en in het ziekenhuis zouden ze helpen met het afkolven van een voeding omdat er anders te veel spanning op mijn borsten zou komen te staan. Maar toen er bericht kwam dat mijn man twee dagen na de geplande bezoekdag naar huis mocht, hebben we de hele operatie afgeblazen. Met een ziekentaxi werd hij naar huis gebracht. Dolblij waren we dat het allemaal goed afgelopen was. Hij had een behoorlijke jas uitgedaan, maar vanaf nu zou het alleen maar beter gaan.
Nadat hij opgeknapt was en zijn werk had hervat, merkte ik tijdens de dagen dat hij thuis was dat er iets niet goed zat tussen ons. Na lang trekken van mijn kant kwam het hoge woord eruit. Hij had een ander in Groningen en wilde met haar verder. Ziek van eenzaamheid en verdriet was ik. Ik heb toen gevochten om mijn huwelijk te redden. En het ook gewonnen, al kun je, zoals zal blijken van winnen in dit verband nauwelijks spreken.
Mijn man, die dus toch bij mij was gebleven, werd naar Scheveningen overgeplaatst. Onze dochtertjes waren inmiddels drie en één jaar oud toen we naar Den Haag verhuisden. De woning was een stuk kleiner, maar, dat was ook weer geluk hebben, we hadden een knots van een tuin, waar we heel blij mee waren. In de tijd dat we daar woonden, voelde ik me een stuk beter. Bij mooi weer fietste ik met de kinderen naar het strand. We hadden regelmatig bezoek en gingen zelf ook naar familie. Omdat er in de Bowling op Scheveningen, waar mijn man werkte, nogal eens werd gevochten, waar soms ook messen aan te pas kwamen, werd ik ’s nachts menigmaal gillend wakker. Mijn man is toen, op mijn verzoek, in een slijterij gaan werken. Het grote voordeel daarvan was dat hij veel meer tijd bij zijn gezin door kon brengen.



                                           vervolg zie pagina 2
Pagina 1