Maar één nachtje
‘Het zal nu niet lang
meer duren voordat
het zusje komt, Jeroen.
Weet je nog wat
we hebben afgesproken?’
Dat weet Jeroentje nog;
dan gaat hij bij oma slapen.
‘Maar één nachtje was het toch?’
‘Ja,’ zegt mam, ‘als alles goed gaat.
Daar gaan we natuurlijk wel van uit,
maar soms duurt het wat langer.
Je kunt nooit weten met zo’n spruit.’
Jeroen lacht: ‘Ha, ha, mam
spruitjes zijn toch om te eten.’
‘Dat is waar, maar ik wil niet verklappen
hoe jouw zusje straks gaat heten.
En spruit, dat wordt soms gezegd
van kinderen als ze nog heel klein zijn.
Maar als ik jóú zo noemen zou
vind je dat vast niet fijn.’