Gepubliceerd in de rubriek ‘Mijn verhaal’,
‘Margriet; nr. 16, november 1990



De trein komt, koffers erin, dochter erin: daar gaat ze…

Vandaag vertrekt mijn achttienjarige dochter naar Genève als aupair. Ik word ’s morgens met hoofdpijn wakker. Eenmaal beneden merk ik dat ik me ontzettend beroerd voel. Er zit niets anders op dan maar weer naar bed te gaan. eenmaal in bed hoor ik mijn hulp komen. Het is altijd rommelig bij ons in huis. Zelf heb ik veel hobby’s, en met twee volwassen dochters en een zoon van tien jaar die alle drie hun eigen beslommeringen hebben, wil dat wel eens uit de hand lopen. Gelukkig is mijn hulp daaraan gewend.
Opeens schiet mij te binnen dat het bed met kastombouw van mijn zoon vandaag omgeruild wordt. Ik roep mijn oudste dochter en vraag haar of ze de kastjes leeg wil halen. Even later hoor ik de mannen van de meubelzaak komen. Alle geluiden irriteren me. Grote stukken van het bed moeten door het raam. “Is dat andere raam groter?” hoor ik ze vragen. “Nee, maar in die andere kamer kunt u toch niet terecht, want mijn zusje is aan het pakken. Alles ligt verspreid over de grond.”
Even later hoor ik mijn hulp: “Ik weet niet meer wat ik moet doen, want ik kan nergens terecht. Je moeder ligt op bed en op de andere kamers kan ik ook niets doen. Ik denk dat ik maar naar huis ga.” ‘Ze heeft gelijk’, den ik, ‘zo bont is het nog nooit geweest’.
Mijn hulp is weg en een poosje later zijn de mannen klaar.. Ik begin wat op te knappen. Vanavond moet ik immers mijn kind naar het station brengen. Haar vader komt even van de zaak naar huis om haar gedag te zeggen. Tranen met tuiten. ‘O jee’, den ik, ‘als dat maar goed gaat vanavond’.
Als het tijd is, sjouwen we twee loodzware koffers naar de auto. Een paar vriendinnen gaan mee om haar uit te zwaaien. En haar zus en broertje natuurlijk ook. De trein komt, koffers erin, dochter erin. Gelukkig blijft de trein maar een paar minuten staan; net te kort voor waterlanders. Daar gaat ze, mijn dochter.


Joke van der Ark