Zomerliefde
Nog is het niet voorbij
ik zou het willen lengen,
smeken-, ga niet weg
blijf me je warmte brengen.
Ik gaf me helemaal aan jou,
jij hield me steeds gevangen,
ik liet je maar begaan,
had méér niet te verlangen.
Ik weet dat ik je missen moet
straks komen donkere dagen
blijf-, zo lang als mogelijk is
wil ik je hierbij vragen.
Het heeft geen zin,
je bent je niet gewaar
van wat er in mij omgaat,
jij straalt en staat daar maar.
Straks doemen grijze massa’s op
die tussen ons inschuiven
en plagend uit de hoogte
naar beneden wuiven
zelfs hun tong uitsteken,
schichtig en heel snel
dan bulderend van het lachen
botsen met elkaar; het stel.
Jij kunt er niets aan doen,
telkens zijn het anderen,
ik leg me bij de situatie neer;
het is toch niet te veranderen.
Meanderen
Langzaam stromend, ingebed
de blik beperkt tot beide oevers
het handje warm omsloten
soms klimmend op de wallekant.
Pubertij spoelt snelle stromen
dwars door de bescherming heen,
tastend, zoekend naar een houvast,
meanderend langs rots en steen.
Bezeerd aan al te scherpe randen
blijven ze een stuk langszij,
tot ze langzaam aan volwassen
spoelen over land en klei.
Losgeweekt maar nog wat schuchter
schuren ze een bedding in,
tot zij breed en diep genoeg is
voor een nieuw steeds nieuw begin.
Augustus
Een rijp geworden
zomer
trekt zich langzaam
terug,
nog spiegelt
boven zee
een fata morgana,
laat geluk zich meten
door een zinderende zon,
een koele bries
die doordringt
in een oase van rust
waar we ons buigen
over net geoogste beelden.
De oude muur
Ik reikte nog niet
half de hoogte
van die oude muur
waar overheen
ik fantasie
op vrije vleugels liet.
Geborgenheid,
warmte en liefde
zag ik in ’t verschiet,
in mijn bereik
als ‘k groter groeide
op de lange duur.
Een enkele keer
hoog opgetild