Het kleine reizen

Morgen ga ik mijn moeder weer zien, dacht ik. Ik wilde slapen maar dat niet kon omdat de adrenaline in mijn lijf me slechts toestond af en toe weg te dommelde op het ritmisch geronk van de motoren. We zaten dicht opeen gepakt, mijn dochters en ik. Het vliegtuig was vol.
Begin 1961 had ik als vijftienjarig meisje de reis al eens gemaakt, toen wij, mijn moeder, stiefvader, zus, broertje en een halfzusje van amper acht maanden, een ongewisse toekomst tegemoet gingen. Het was de eerste keer dat we vlogen. In de tussenliggende jaren had ik natuurlijk wel korte afstanden gevlogen, maar nu het eindelijk zover was en ik de grote reis opnieuw deed, stond die eerste keer mij weer helder voor de geest.
Toen ik als zeventienjarige, met de boot uit Australië teruggekomen was, sprak ik te pas en te onpas over wat mij daar was overkomen, dat ik stelselmatig werd geslagen en uiteindelijk van huis was weggelopen. Later was dat nog maar mondjesmaat. Bij mijn schoonfamilie werden verhalen over vroeger instant gehouden door ze, vaak onder grote hilariteit op te halen. Daar was ik wel eens jaloers op, want ook met mijn vader, de reden waarom ik naar Nederland teruggekomen was, kon ik dat niet. Slechts een enkele keer kwam er een leuke gebeurtenis uit mijn kindertijd ter sprake. Ik had hem immers maar tot mijn vijfde jaar echt meegemaakt en nadat mijn ouders gescheiden waren, brachten we om de week op zondag slechts een paar uurtjes met hem door. Vanaf mijn twaalfde had ik helemaal geen contact meer. Toen hij mij voorstelde om naar Nederland te komen, heb ik dat gedaan. Het was de manier mijn vader te leren kennen, dacht ik. De band werd echter niet zo hecht als ik gehoopt had. Na niet al te lange tijd ben ik op kamers gaan wonen.
Eindelijk was het zover en liepen we naar de aankomsthal waar ze ons stonden op te wachten. Een klein kittig vrouwtje stak haar hand naar mijn dochters uit en zei, “Hello, I am your grandmother.”
Het weerzien was gelukkig niet zo emotioneel als waar ik bang voor was. Het is ook niet niks je moeder na meer dan veertig jaar weer terug te zien. We hadden sinds een aantal jaar wel weer telefonisch, en briefcontact, maar we leefden letterlijk en figuurlijk in andere werelden. Ons leven deelden we niet met elkaar. Mijn moeder, broer en zus waren er niet bij toen ik trouwde en toen ik kinderen kreeg was er geen moeder of zusje in de buurt met wie ik mijn geluk kon delen.
We werden op een lunch onthaald bij mijn zus waar we ook kennis maakte met de rest van de familie. Later die middag brachten ze ons naar het appartement waar we de komende zes weken zouden verblijven. Dat was mijn wens want mijn dochters woonden al een tijd op zichzelf en wij waren niet meer gewend om iedere dag samen te zijn. Natuurlijk had mijn zus voorgesteld om bij hen te logeren, maar ik kende mijn zwager immers niet. Veronderstel dat het niet zou klikken, dan zaten we met de gebakken peren.
Het was een mooi appartement waar wij het zeker goed uit zouden houden. Vlakbij stonden eucalyptusbomen waar we met veel genoegen de geur van opsnoven. Iets typisch Australisch waar we iedere dag van konden genieten.
De familie wilde ons natuurlijk alles laten zien. Dat vonden we heerlijk, maar bedongen toch zo’n twee dagen per week voor onszelf. Dat bleek in de praktijk prima te werken. Met mijn zus en mijn moeder gingen we per auto naar natuurgebieden. Ook mijn broer en zijn vrouw namen ons mee naar tal van bezienswaardigheden. In de bijna twee jaar die ik als jong meisje in Australië had doorgebracht had ik niet meer dan de directe omgeving gezien. Er was toen immers geen geld om het moois dat Australië te bieden heeft te bewonderen. Nu genoot ik als een echte toerist. Als we per auto reisden zaten wij achterin, dan werd er onderweg niet meer gezegd dan het hoognodige. Op de plaats van bestemming werden we zo in beslag genomen door al het fraais dat er te zien was dat het ook niet tot vertrouwelijk gesprekken leidde.
Hoe anders was het wanneer we met de trein naar de City reisden. Gezeten op twee tegenover elkaar staande banken kwamen we tot de meest intieme gesprekken. Over vroeger, hoe wij als kinderen waren, kattenkwaad dat we uitgehaald hadden. De mensen rondom ons hadden zichtbaar schik in het plezier dat van ons af straalde. Verstaan konden ze ons niet want wij spraken dan in onze moedertaal, hoe ergerlijk ik het in Nederland soms ook vind. Dat was misschien maar goed want mijn moeder vertelde bovendien over die ellendige tijd toen ze de man, met wie ze een tweede gezin gesticht had, langzaam aan de drank verloor. De doodsangsten die ze met de kinderen had uitgestaan als hij dreigde het huis in brand te steken en dat er altijd een vluchtkoffer klaarstond.
Mijn moeder is in 2013 op negenentachtig jarige leeftijd overleden.
Ikzelf, mijn zus en broer die ook vroegtijdig het ouderlijk huis verlaten hadden, mijn drie halfzusjes, allemaal hebben we ons uiteindelijk bij het verleden neergelegd. Gebeurtenissen liggen in de tijd en de omstandigheden waarin we leven, daar hebben we ons mee verzoend. Veel dierbare herinneringen aan mijn moeder liggen dan ook in de hernieuwde kennismaking met haar tijdens het kleine reizen.


Joke van der Ark